Starten met jouw community
Heb je onderzoek gedaan, je strategie op orde, een naam, weet je wat jouw wensen en eventueel die van jouw collega’s zijn en ben je er klaar voor? Start dan je nieuwe community. Of pak je bestaande community met een frisse blik aan. Natuurlijk met een goede dosis passie, maar vergeet ook de communityregels niet.
De (kick)start
Afhankelijk van het gekozen platform kan het opstarten van een online community 5 minuten duren, 5 uur, 5 maanden, of zelfs meer dan een jaar. Daarmee bedoel ik het kiezen van de juiste technologie en de inrichting van het communityplatform. Ervan uitgaande dat je begint met een simpel en bestaand platform om eerst te valideren of je community succesvol kan zijn, kun je dit vrij snel realiseren. De inrichting van een platform is afhankelijk van de technologie die je kiest. Let erop dat je uitgaat van de doelgroep en hun behoefte. Speel hier met de community ook op in. Liever eerst klein beginnen en langzaam uitbouwen, dan bijvoorbeeld veel subgroepen of onderwerpen aanmaken waarin de leden niet actief zijn.
Voor de communities die ik voor bedrijven begon, moest eerst budget vrijgemaakt worden. Bij Schiphol kon ik meeliften op be- staande software. Maar bij GoodGames, klm Club China en Big Diet werden de online communities speciaal voor ons gebouwd. Dus dat duurde langer. Na het inrichten daarvan konden we pas van start. Met veel plezier en passie, dat dan weer wel.
Hoe zijn de andere experts gestart?
Vivian Opsteegh: ‘In oktober 2016 ben ik samen met Rachel van Bom- mel, producent van films en series, begonnen met Girls in Film. We wilden jonge actrices helpen om te bereiken wat ze graag zouden willen. Hen een podium bieden om hun verhalen te vertellen en te laten zien. Eigenlijk zijn we begonnen met het “ophalen” van verhalen bij deze jon- ge vrouwen. Waar kunnen wij hen als platform, als community, bij hel- pen? We zijn dus echt actief op zoek gegaan naar leden.’
En hoe begon Dan Fennesy met zijn community PartyWith?
Dan: ‘Op een gegeven moment had ik een of twee klanten waar ik online marketing voor deed en wat spaargeld, maar niet veel. Toen bedacht ik me dat ik er net zo goed voor kon gaan. Al was het maar een paar maanden om het te proberen. Mijn idee was om te kijken of het zou lukken. Als dat niet zo was, kon ik altijd nog terug naar mijn andere werk. Je hebt niet veel geld of een groot plan nodig, je kunt er ook echt helemaal voor gaan en zien wat er gebeurt. Gewoon beginnen. Vanaf dat moment gebeurden er ook allemaal goede dingen. De New York Times scheef over PartyWith en er waren beleggers uit de VS die met mij wilden afspreken. Het was echt een spannende tijd, en ik denk niet dat ik dat ooit had geweten als ik niet gewoon de stap had genomen en dacht: oké, laten we gewoon eens kijken wat er gebeurt.’
Laureen Doesburg van Wgotthis: ‘Volgens mij hebben we ons hele netwerk platgebeld. Bijna iedereen wilde meteen meedoen, dus dat hielp enorm. Zo kwamen we aan onze eerste features; eerst hadden we een vragenlijst bedacht en zo zijn we langzaam maar zeker al spelende begonnen. Als totale amateurs begonnen we eerst met WordPress uit te vogelen, want hoe bouw je in hemelsnaam een website? En gaandeweg leerden we steeds meer. Zo zijn we langzaam maar zeker gestart.’
Wgotthis medeoprichter Penny Clayton: ‘Een cruciaal begin van Wgot- this waren de brainstormsessies met post-its. We zetten op post-its wat we dachten dat Wgotthis was en wat we graag wilden dat het werd. Daarna hebben we ze op het bord geplakt en samengevoegd. Toen we zagen dat onze ideeën overeenkwamen, wisten we waar we wilden beginnen.’
En de derde Wgotthis-compagnon Charlene Jozefzoon vult aan: ‘We zijn heel vaak bij elkaar gekomen om ideeën uit te werken. Op zo’n mo- ment plaatsten we dan foto’s op Facebook of Instagram en kregen we veel feedback: “Oh wat leuk, wat spannend.” Ik denk dat het wel goed is dat we zo zijn begonnen, omdat het echt de basis heeft neergezet voor onze community. Eigenlijk ging het gewoon heel soepel. Wgotthis is een community voor en door vrouwen en wat wij doen is het delen van ver- halen van ondernemende vrouwen. Niet per se vrouwen met een eigen onderneming, maar ook vrouwen die een eigen onderneming willen starten, een wereldreis willen maken of een carrièreswitch willen, het maakt niet uit. Je hebt een droom, je wilt beginnen maar je weet niet zo goed hoe. Wij plaatsen regelmatig een feature van een bijzondere, inspi- rerende vrouw die haar verhaal wil delen, met alle ins en outs, ups en downs. Dan nemen we een thema uit dat verhaal en delen quotes, tips en video’s om interactie te genereren met onze community.’
In sommige gevallen start je niet meteen, omdat je eerst financiering nodig hebt. Kevin de Randamie zette voor de financiering van het bouwen van zijn community en de Braenworks Academy ook een community in. Het bouwen bij hem is namelijk deels gefinancierd door middel van crowdfunding. Hoe werkt dat?
Kevin: ‘Het is heel belangrijk te blijven praten met verschillende be- langhebbenden, de stakeholders [belanghebbenden die bij de onderneming betrokken zijn zoals medewerkers, ondernemingsraad, aandeel- houders, financiers en klanten]. Zo snap je wat hun relatie tot je doel is. En als dat duidelijk is, kun je kijken of ze daarin willen meebewegen. Karin Müller, destijds mijn Braenworks Academy-compagnon, zorgde ervoor dat we binnen de kortste keren het geld bij elkaar kregen in een financieringsmix van private financierders, overheid en fondsen, wat kleine donaties en wat eigen geld. We kozen Voor de Kunst als crowdfundingplatform. De marketing die nodig is om de crowdfundingcampagne aan de gang te krijgen, is een flinke investering op zichzelf. Niet alleen in tijd, maar ook in geld. Want voor iedereen die aan crowdfunding werkt, geldt dat ze in die tijd niet iets anders konden doen. Zeker creatieven. Dus dat is een flinke investering. En daarnaast is het belangrijk dat je een goed tijdstip kiest – dus niet tijdens Kerst of zo.’
Ondernemer Veronique Prins begon met een gratis online training: een challenge voor therapeuten en coaches. Van daaruit zette ze haar community op: ‘Ik had een challenge waarbij ik mensen samenbracht in een groep, en toen voelde ik vanaf de eerste dag: en nou staat hij er! Er wer- den al meteen dingen om mij heen gedeeld, gevraagd en georganiseerd. Er moet wel een minimale grootte zijn wil dat vliegwiel in werking treden. Met dertig (leden) is dat nog net te vroeg.’
Stel dat je je bedrijf een boost wilt geven door een challenge te organiseren en een community te starten. Wat zou Veronique dan adviseren? ‘Kijk echt goed wie er in je community komen. Komen mensen om kennis te halen én zijn het je ideale klanten? Zelf vind ik het belangrijk om heel duidelijk kleur te bekennen. Als ik om me heen kijk, zijn de communities die goed lopen altijd van mensen die hun hoofd boven het maaiveld uitsteken. Zij doen wat niemand anders doet of zeggen wat niemand anders zegt.’
Flavia Anghel van Branding.mag vindt dat je er gewoon vol voor moet gaan: ‘Ik zou nergens zijn gekomen, en ik denk onze community ook niet, zonder zo min mogelijk angst te hebben. Als je een big idea hebt, of iets groots wil doen, dan zullen er mensen naar je toe komen en zeggen dat je idee te groot is. Dat je het niet zult redden omdat je team te klein is. Maar er zijn ook mensen die je zullen verrassen. Je kunt mensen niet beoordelen op waar ze op dat moment zijn in hun carrière. Er zijn veel mensen die op unieke manieren op heel hoge posities terechtgekomen zijn. Zij zijn het bewijs dat je tot iets veel groters en veel effectievers kunt komen, terwijl je toch je kern en essentie behoudt van wie je bent. Zij hebben dat gedaan. Het enige wat jij hoeft te doen is hen zien te vinden. En dat lukt alleen als je heel open bent en geen angst hebt. Je gaat erheen, je vraagt om wat je wilt, je vertelt wie je bent, wat je doet, waarom je het doet. En als ze deel willen uitmaken van je community, fijn. Zo niet, ook prima. Aan het einde van de dag is er geen schade aangericht. En ik denk dat dat een van je grootste inzichten moet zijn, want het is niet zo dat iets zomaar in je schoot geworpen wordt. Al helpt het universum wel mee. Doe alles wat er binnen je macht ligt en vecht voor de glorie.’
Kapi Alem stond aan de basis van het avontuur van Soho House Amsterdam. Hij geeft aan hoe je een lokale community vanuit het niets start en opbouwt. Dat begint bij de kern, namelijk met de allereerste leden: ‘De eerste leden waren mensen die ertoe doen voor de stad Amsterdam. De stille krachten. Ze zijn publiekelijk misschien niet zo aanwezig, maar één voor één doen ze wel veel toffe dingen waar we tegenop kijken. Daar zijn we mee begonnen. Zij dachten met ons mee over de volgende groep leden. Zo bouw je samen een community op. Het belangrijkste is iedereen erbij betrekken. Het is een huis (een lokale community) waarmee Amsterdam voor het eerst echt verbonden wordt. Een jongen uit de Bijlmer praat in de lift met iemand van het Rijksmuseum, omdat die zijn favoriete Nikes aanheeft. Door gemeenschappelijke interesses komen mooie verbindingen tot stand. Je hoeft maar één ding te doen: een platform hebben waar je mensen samenbrengt en waar mensen zich echt thuis voelen. Want dan gaan ze zich ook gedragen alsof ze thuis zijn. Daar kun je vrienden uitnodigen, maar je ook prima in je eentje vermaken. En van daaruit ga je verder.’
Ook Kirsten Wagenaar geeft aan dat je het beste met een kerngroep kunt beginnen: ‘Start klein en zorg dat je altijd blijft groeien. Denk aan een nederzetting. Als jij begint met vijf à tien mensen van wie jij denkt: we delen hetzelfde doel, dezelfde ambitie of dezelfde frustratie, dan zou je al kunnen starten. En misschien denk je: dat is zo’n klein groepje, dat zet geen zoden aan de dijk, start dan toch gewoon. Zorg voor een stok achter de deur: elke maand wil ik er twee mensen bij. Dan heb je eigenlijk al een heel mooi doel voor jezelf gesteld, en kun je na een jaar zeggen: “Oh, we zijn verdubbeld!”’
Tonny Loorbach is het daarmee eens. ‘Durf keuzes te maken. En durf ook klein te beginnen. Op Facebook kun je heel snel een klein groepje mensen activeren. Zij kunnen aangeven dat het werkt, dat er gezelligheid is. Als je die eerste tien – twintig fans hebt die met elkaar in contact zijn, dan kun je dat natuurlijk gaan opschalen.’
Debbie Reber wil het verschil maken voor andere ouders met, zoals zij het noemt, differently wired kids. Debbie: ‘Ik ben al achttien jaar bezig met het schrijven van boeken. En ik ben een van die mensen die, wanneer ik iets leer of ontdek, dat graag met anderen wil delen. Ik wist diep van binnen eigenlijk, zelfs toen mijn zoon Asher nog heel klein was, dat ik op een dag hetzelfde zou doen voor ouders zoals ik. Maar ik was er toen niet klaar voor. Ik zat zelf met zoveel problemen en had het zo zwaar, dat ik het moeilijk vond om zoiets aan te pakken. In eerste instantie dacht ik dat ik er gewoon een boek over zou schrijven, want dat is wat ik in het verleden heb gedaan. Maar ik wilde graag iets tastbaarders maken voor ouders. Dus begon ik een manifest te schrijven. En daarna ontwikkelde ik een podcast. Ik wilde een manier vinden om mensen bij elkaar te brengen. Je kunt boeken lezen en naar podcasts luisteren, maar dan sta je er nog steeds alleen voor. Je hebt je eigen situatie en voert je eigen strijd, vergelijkbaar met wat je in het manifest leest. Maar elke situatie is uniek. Dus hoe bracht ik al deze ouders van over de hele wereld samen? Dat was een langzaam proces en het ging heel organisch.De manier waarop ik het manifest schreef, was bedoeld om een gevoel van “ik ook” op te wekken. Het is zo ontworpen dat mensen het verhaal in kunnen gaan en zichzelf herkennen. Ik deelde het natuurlijk ook op social media. Mensen waren enthousiast en begonnen het te delen: met elkaar en in groepen. De feedback die ik steeds kreeg was: “Oh mijn god, je hebt net mijn verhaal verteld, ik heb eindelijk mijn community gevonden.” Aan het manifest heb ik veel tijd besteed, om ervoor te zorgen dat mensen het gevoel hadden dat ze hier niet alleen in zaten. Het exponentiële groeien van de community startte drie jaar geleden. De leden zijn een moeilijke groep om te bereiken, omdat veel ouders heel gesloten zijn over wat er gaande is. Ze willen niet dat de wereld weet dat hun zoon of dochter een leerachterstand heeft. Dat het voorloopt, dyslexie heeft, adhd, of wat dan ook. Het is dus een soort van mond-tot-mondreclame geweest. De mensen met wie mijn boodschap resoneert, worden ambassadeurs. Ze zijn er zo gepassioneerd over. Een deel van mijn missie is om mensen te helpen hun stem te vinden en diep van binnen te voelen: “Er is niets mis met mijn kind en er is geen reden dat we ons zouden moeten verschuilen.” Wanneer mensen dat gevoel van kracht voelen, dan durven ze naar buiten te treden. En het te delen met andere mensen en met hun community.’